hansvanderlijke.nl

Uit: Een reis door Ierland. Het leest als ‘een dag uit het leven van…..’ Ierland is een land dat zich als een sprookje aandient en uit nodigt tot nadenken, beleven en schrijven. Toch ook tot de banale zaken in het leven als piesen, honger en dorst. En dan niet de honger die door de tijden heen in het land heeft geheerst maar honger waarvan men vroeger zei: je hebt geen honger maar trek. 

Van Rosslare naar Clonakilty
(Cloich na Coillte – steen bij de bossen – kasteel bij de bossen)

Bij het ontbijt stel ik voor om nog een dag te blijven en een deel van het kustpad te lopen. Het teleurgestelde gezicht tegenover me, veegt dat idee snel van tafel. Ierland is groter dan dit stukje, we zien heel Ierland al niet en als we ook nog een dag treuzelen, zien we misschien niet eens het deel dat we van plan zijn om te zien. Tijd, tijd, hadden we tijd genoeg, een half jaar bijvoorbeeld,  dan zou het niet uitmaken, hoe lang, waar en wat we doen.
We zoeken op de kaart de volgende plek. Dat wordt Clonakilty (Cloich na Coillte)wat zoiets betekend als: steen bij de bossen. Steen duidt dan weer op een kasteel. Kasteel bij de bossen). Het is een plaats aan de kust,  ongeveer 260 km rijden over de N25. De camping heet Desert House en daar heb ik andere beelden bij, woestijn, ruig, verlaten, eenzaam, warm en heet en dat in Ierland.
Om teleurstelling en gezoek aan het eind van de dag te voorkomen, kom ik op het idee om de camping te bellen. We hebben immers het mobieltje van Hans die nooit wordt gebruikt en waar een hoop beltegoed op zit. Een ‘very friendly woman’ aan de andere kant van de lijn zegt dat er genoeg plaats is, dat we welkom zijn en dat het niet uit maakt hoe laat we er zijn, de receptie is bijna de hele dag open.
‘We see you at the evening’, zegt de aardige stem. Geregeld dat we drie nachten blijven.

Vanaf 12.00 uur kijken we uit naar een plek voor eten, drinken en plassen. We rijden vier mogelijke plekken voorbij. De ene keer let ik niet op, de andere keer Hans niet. En ja, ook deze keer slaat het chagrijn toe. Honger, dorst, volle blaas zijn niet goed voor een goede verstandhouding.
Wij zijn hier niet goed in, begin ik. Toe maar, zegt Hans, ga maar even door, we kunnen niets. Ik zeg alleen dat we ‘hier’ niet goed in zijn, zeg ik en ben niet van plan om mijn chagrijnige stemming van me af te laten pakken. Mijn plan is om nu chagrijnig te zijn. Punt. We gaan nog even door tot Hans plotseling bij een benzinepomp in draait. Ik geef geen commentaar. Het is goed zo. We tanken bij, kunnen naar de wc, ze hebben goede cappuccino en we nemen er een choco-muffin bij. Hebben we verdiend, we zitten buiten op het bankje en grimlachen naar elkaar, zoenen het af. We hebben op tijd een shot chocola nodig, zeg ik. Verkeerde volgorde aangehouden. Niet eerst chagrijnig en dan chocola eten maar eerst chocola eten en dan niet chagrijnig worden. Gesterkt voor wat komen gaat vervolgen we het laatste deel. Denk er om Tommy kent het adres niet van de camping. We stoppen dus in het dorp en vragen naar de weg.  Bij de benzinepomp weten ze precies waar we moeten zijn: nog 100m naar de rotonde, links af en dan 200m verderop is de camping. Het klopt. De receptie is open. Er zit een vrouw achter een keukentafel. Ze weet dat ik gebeld heb. Dat hebben jullie snel gedaan, zegt ze maar ze komt niet uit haar stoel. Ik zie dat ze moeilijk beweegt. Ze geeft me aanwijzingen hoe te handelen. Naam. Adres, kenteken in het boek schrijven, zij schrijft mee vanachter de keukentafel. Hans staat met draaiende motor te wachten, hij heeft de euro’s en ik vind dat hij ook even mee moet komen, dit vind ik echt heel bijzonder. Ik vraag de vrouw wat ze heeft, ze heeft artritis en kan niet lopen en beweegt moeilijk. Ze geeft aan dat er met haar verstand niets mis is. Ik zeg dat ik dat zie en hoor en dat ik veel bewondering voor haar heb hoe ze haar zaken afhandelt. Dat doet haat zichtbaar goed. We kunnen een plek uitzoeken en ik kan dan komen vertellen welk nummer we bezetten. Dat doe ik ook en daarbij vraag ik haar nog allerlei informatie over de omgeving en of ik de enige campinggids nog mee mag nemen. Dat mag. Ik voel enorm veel bewondering voor die vrouw. Zo weinig kunnen en zoveel doen. Zo aardig en behulpzaam blijven voor een ander, voor mijn…voor dit geval. Dat is iets anders dan dat gezever van mij, van ons, over weggetjes, piesen, honger en dorst. Toch weet ik dat ik een volgende keer weer net zo zal reageren, net of ik ook niet anders kan of wil? Het waarom blijft voorlopig een vraag.