hansvanderlijke.nl

Tijdens het strijken, betrap ik me erop hoe fanatiek mijn bewegingen zijn om de plooien glad te strijken, weg te strijken. Zelfs mijn gezicht staat onder spanning. Alsof het een wedstrijd is. Een competitie tussen mij en de rest van de ‘strijkenden’. 

Tijdens het strijken, betrap ik me erop hoe fanatiek mijn bewegingen zijn om de plooien glad te strijken, weg te strijken. Zelfs mijn gezicht staat onder spanning. Alsof het een wedstrijd is. Een competitie tussen mij en de rest van de ‘strijkenden’.

Al strijkend loop ik als twaalfjarige naast mijn vader, van huis naar de kerk. Hij maakt grote passen. Volgens een ongeschreven regel, moet ik die passen bijhouden en mag ik geen tussenpassen maken. Elke tussenpas die ik toch maak, voelt als niet voldoen aan de verwachting waarvan ik denk dat mijn vader die ten aanzien van mij heeft. Halverwege bots ik tegen een lantaarnpaal, dat gebeurt als je alleen maar naar benden kijkt. Het doet behoorlijk pijn, de tranen springen in mijn ogen. Huilen mag niet want dat is ook een regel van mijn spel ‘de perfecte dochter die even grote passen kan maken als haar, perfecte, vader’. Als je niet huilt, kun je ook niet getroost worden. Het voorval heeft zich vastgezet als, niet voldoen aan de verwachting, eigen schuld, volgende keer beter je best doen.

Mijn levenswandel over een uitgesleten pad.
Het pad waarvan ik iedere oneffenheid ken.
De scheuren, de vale, onbestemde kleuren.
De afgebrokkelde randen, de hobbels en bobbels.
De kuiltjes en kronkels.

Ik strijk ontspannen verder zonder kracht te zetten en zie dat ook zo de plooien verdwijnen.

Ik hoef ik geen grote passen bij te houden en mag tussenpasjes maken zoveel als nodig is.
Wanneer ik mijn hoofd stoot, is dat een ongelukje, dat kan gebeuren.

Mijn troost is het begrijpen van dit strijkverhaal.