hansvanderlijke.nl

Ik kon vroeger veel hebben als het om uitschelden ging.
Zelf kon ik trouwens ook goed schelden.
Ik ben voor van alles uitgemaakt:
Schele – klopt want mijn ene oog staat scheef – al wist ik dat toen niet want ik zie dat alleen in de spiegel en blijkbaar keek ik vroeger niet zoveel in de spiegel.
Schele dus – dat deed mij niets want ik wist niet wat dat was en al helemaal niet dat ik scheel was.
Brillejood – ja ik droeg een bril maar wat dat met jood te maken had?
Het deed mij dus niets dat dat geroepen werd.
Roomse poep – tja we waren rooms maar wat poep daar dan weer mee te maken had?
Mijn antwoord was standaard: schèln, schèln dut nait zeer, schoppen, schoppen kom mor heer.
Er kwam niemand op af, dus gelukkig hoefde ik niet te schoppen.
Dikke prima toch in mijn jeugd?
Er was echter iets waar ik niet tegen kon.
Iets waar ik witheet van kon worden.
Zo kwaad dat ik erop los wilde slaan.
Iets waarvan ik nog kan navoelen hoe het toen voelde.
En dat was wanneer er gezegd werd: Tinie Houk – Pankouk.
Een rood waas trok dan voor mijn ogen en ik weet niet eens meer of en wie en hoeveel ik geschopt of geslagen heb.
Ik zou nu zeggen: kom maar op, ik hou van pannenkoeken.
Hoewel dat vroeger pannekoeken waren.
De smaak is gelijk gebleven.
Misschien vandaag weer een keer pannenkoeken eten?
Het is er echt weer voor.