hansvanderlijke.nl

Van fietsen en wandelen krijg je honger.
Dat mag je niet zeggen, leerde ik ooit.
Want als je de oorlog niet hebt meegemaakt, weet je ook niet wat honger is.
Dan zeg je, ik heb trek.
Maar voor ik dat allemaal overdacht heb, heb ik al gezegd dat ik honger heb.
En ik kan slecht tegen een lege maag.
Mijn concentratie holt achteruit.
Mijn humeur ook.
En mijn energie is helemaal verdwenen.
Ik neem dus altijd iets te eten en te drinken mee.
Alleen heb ik soms niet veel in huis.
Dan zijn er nog twee knäckebrödjes, brood heb ik net gehad.
Water is er natuurlijk altijd wel (gelukkig).
Ik neem dan het weinige mee en bedenk onderweg dat ik vast ergens iets kan kopen.
Maar omdat ik net op pad ben, wandel of fiets ik de eerste mogelijkheden allemaal voorbij.
Eerst maar eens een eind op pad zijn.
Ik heb immers net gegeten.
En voor nood heb ik wel wat.
Toch houdt het me bezig.
Als ik in de verte een bord op de stoep zie staan, neem ik me voor om
daar iets te kopen voor het geval dat…
Bovendien begin ik ook al weer trek te krijgen.
Nog geen honger maar toch.
We komen dichterbij en ik lees op het bord: ‘Verse maden’.
Op slag geen trek meer en ik denk ook nog lang geen honger.
Ik krijg die maden maar niet uit mijn gedachten.
Telkens als ik aan eten denk, zie ik die krioelende maden voor me.
Pas vele kilometers verder wanneer het echt tijd wordt om wat te eten,
lukt het om de, gelukkig droge, knäckebrödjes naar binnen te werken.
En ik kan weer even vooruit.

(Hans)
Verse maden zijn zeer te ontraden.
Kikkerbillen die moet je niet willen.
Verse slakken zijn echt niet te makken.
Blijven aan je gehemelte plakken.
En laat sprinkhanen alsjeblieft springen.
En laat liefst alle vogeltjes zingen.
Absoluut ver voorbij alle normen….
dat zijn krekels en wespen en wormen.