hansvanderlijke.nl

Uit het reisverslag dat deze zomer in boekvorm verschijnt, publiceer ik hier een stukje waar ik op dit moment mee bezig ben. De Cliffs of Moher, heel bekend, toeristisch maar al wandelend langs de randen van de kliffen zijn er steeds minder mensen tot we uiteindelijk bijna alleen verder lopen. Halverwege maakt een gedenksteen diepe indruk. Een steen ter herinnering aan allen die hun leven hebben gelaten of verloren op deze plek. 

De kliffen zijn heel bekend en spreken tot de verbeelding als ik aan Ierland denk. Ze zijn imposant, laag voor laag opgebouwd, soms stijl, scherp en hoekig, soms glooiend , begroeid met gras en bloemen. We zijn ongeveer halverwege het wandelpad  als we een bord zien dat is geplaatst door ‘Samaritans’, de Samaritanen met een telefoonnummer van een hulpdienst voor als je van plan bent om vanaf de Cliffs te springen. Of voor hulp aan familie die hun ‘verlorenen’ zoeken.
Er zijn ook mensen die per ongeluk van de Cliffs naar beneden vallen. Ook daarvoor is een gedenksteen opgericht.
Hans waarschuwt mij wel eens,  ik zie geen diepte, dus kan ik  vlak langs een rand lopen zonder het gevaar daarvan in te zien.

Het gedenkteken en het bord met het telefoonnummer maakt me bewust van gevaar en van menselijke wanhoop.  Ik sta hier op een plek waar mensen uit wanhoop  naar beneden springen of dat van plan zijn of per ongeluk over de rand naar beneden vallen. Op een plek waar iemand plotseling kan verdwijnen. Het is een moment om stil te staan en te denken aan alle gevolgen van zo’n gebeurtenis. Het brengt me bij twee mensen die ik redelijk goed heb gekend en die beide zelfmoord hebben gepleegd. Hoe goed ken je iemand?  Ik heb niet aan ze gezien dat ze zo wanhopig waren om zelfmoord te plegen.
Eerder dacht ik altijd dat je veel moed nodig zou hebben om de laatste stap te zetten, nu denk ik dat je wel heel erg wanhopig moet zijn om zo’n stap te kunnen zetten. Dat je echt maar dan ook echt geen uitweg meer ziet, dat je alleen nog kunt uitvoeren wat je van plan was, alleen nog een einde wil maken aan je leven, aan je lijden denk ik.
Met dit alles in mijn hoofd, blijf ik vandaag  op veilige afstand van de randen van de kliffen.

De wandeling langs de kliffen blijft indrukwekkend, het beeld verandert voortdurend en nodigt uit tot stil staan, kijken, foto’s maken. Jonge meeuwen wachten op de randen van de kliffen op hun voedsel. De ouders roepen vanaf afstand dat ze er aan komen en de jongen roepen terug zodat ze vindbaar zijn. Voor ons klinkt het als een kakafonie, voor de meeuwen is het nuttige communicatie. In de buurt van de eigen nesten worden geen vreemden getolereerd, wat ook weer met een hoop gekrijs duidelijk gemaakt wordt. We zijn er een flinke tijd zoet mee om patronen en logica te ontdekken in het aan en af vliegen. Het gekrijs klinkt meer en meer als vraag en antwoord.
Fotograferen is lastig omdat ik te dicht naar de rand moet gaan om mooie duidelijke  plaatjes te kunnen maken.

We lopen het hele pad langs de kliffen naar de laatste klif, met een bouwwerk dat ook al weer stamt uit een tijd met veel strijd. We hebben lang gedaan over de vijf kilometer en ons eten en drinken is bijna allemaal op. Wat we nog hebben gaat op rantsoen, Later zal blijken dat het geen vijf kilometer was maar vijf mijl, dat is dus 8 kilometer (heen en terug 16).