hansvanderlijke.nl

We wandelen op de dijk en zoals altijd is het er rustig.
Vooral omdat het niet waait.
En dan pas weet je weer hoe stilte klinkt.
En hoe dat door werkt in mijn hoofd.
Daar wordt het ook stiller.
Dan komt een hardloper voorbij.
Hij kijkt om en zegt: ze horen wel los hoor!
Of was het: je moet ze wel los doen hoor!
Weg rust.
De hele wandeling denk ik aan wat hij zei.
En wat hij nu precies gezegd heeft.
Wat me bezig houdt is wat zit er vast dat los zou moeten.
Mijn veters?
Niet logisch.
Mijn haar?
Zou hij dat liever los willen zien?
Maar waarom zou een voorbij hollend persoon zich bemoeien met mijn haar?
Ik kijk naar mijn kleding of er dingen vast zitten die los horen.
Mijn schouders?
Loop ik met opgetrokken schouders, waarvan hij vindt dat die los moeten.
Mijn schouders zijn niet erg gespannen.
Dat zal hij niet bedoeld hebben.
Dom dat ik hem niet heb nageroepen: wat bedoel je?
Nu loop ik hier op de dijk me af te vragen wat er los hoort.
Wat er vast zit.
Ik probeer de opmerking kwijt te raken.
Maar af en toe denk aan iets dat vast zou kunnen zitten
en dat toch los hoort te zijn.
Althans volgens de hardloper dan.
Ik kom niet tot een zinnige gedachte.
Misschien is het iemand die tegen iedereen iets roept.
Misschien roept hij tegen iedereen hetzelfde.
Of gewoon iets wat hem te binnen schiet.
Als ik hem in de verte nog steeds zie rennen,
vind ik dat hij eigenlijk wel een raar loopje heeft.
Eigenlijk loopt hij niet hard maar sjokt hij een beetje.
Een sjogger, geen jogger.
Joggers zeggen geen rare dingen tegen voorbijgangers.
Hooguit een vriendelijk knikje met een rood zweethoofd.
Of ze kijken strak naar de grond alsof de ondergrond een lopende band is
waarop je de kilometers weg loopt zonder van je plaats te komen.
Gelukkig komen wij wel thuis en verdwijnt dit verhaal uit mijn
hoofd naar mijn laptop.

(Hans)
Snoepers die snoepen
en roeptoeters roepen.
Maar laat ze maar laten
en laat ze maar praten.
Ze hebben zichzelf niet zo goed in de gaten.