hansvanderlijke.nl

We rijden best vaak de stad in over de Ring.
Ik weet nooit of dat Ring Noord, West, Zuid of Oost is.
In ieder geval komen we vanaf Appingedam.
En als we richting Drachten rijden komen we langs het oude PTT gebouw.
Inmiddels opgefrist en de PTT zit er al lang niet meer.
Maar mijn herinnering kleeft nog steeds aan de tijd dat ik er typiste was.
Via het uitzendbureau werkte ik bij de PTT in 1979.
Daar schreef ik dit:
Achter m’n bureau zit ik weer eens te staren en dus volgens de werkmoraal te niksen.
Persoonlijk vind ik staren een zeer nuttige bezigheid.
Voor mij is het zelfs noodzaak om minstens een kwart van de werkdag
starend door te brengen.
Dit alleen tijdens werkuren.
Het voorkomt dat ik in een toestand van gespannenheid geraak.
Dat ik hysterisch begin te huilen, lachen of schreeuwen.
Of dat ik m’n typemachine het raam uit gooi.
Hoewel al die reacties duidelijker aangeven
hoe het er met mij voor staat, is staren toch een meer geaccepteerd gegeven.
Ik word dan eerder gezien als een dromerig, zweverig of
zelfs als een nadenkend en weloverwogen mens.
De reacties op mijn staren zijn dan ook van een toegeeflijke aard.
Welwillend zwaait deze of gene met de hand voor m’n ogen
of een binnenkomer trekt plagerig een elleboog onder me weg.
Goed bedoeld allemaal maar toch zijn het voor mij ongewenste intimiteiten.
Een nijdige reactie van mijn kant blijft dan ook zelden uit.
Ik schrik mij altijd wezenloos wanneer men mij tot de wereld der
werkenden terug roept en ik moet direct een plas doen.
Ik ga dan naar het toilet om er in alle rust verder te staren.
M’n werk bestaat uit het typen van kleine kaartjes.
Op die kaartjes typ ik cijfers en letters waarvan de betekenis mij ontgaat.
Ik voel ook geen behoefte om het te willen weten.
Het is vakantietijd en daarom werk ik hier.
Als overbrugging, een financieel overleven,
tot ik naar de Sociale Academie kan gaan en een studiebeurs ontvang.
Het werk op de afdelingen suddert.
De achterblijvers worden maar net op tijd vervangen
door de terugkomers, die al dan niet gebruind maar zonder uitzondering
chagrijnig, hun werk hervatten.
Althans een poging daartoe ondernemen.
Het werken daar had één groot voordeel.
Toen mijn lief telefoon nodig had op zijn gehuurde kamer.
Heb ik zijn aanvraagkaartje voor in de bak gezet.
Het heeft geholpen.
En staren doe ik nog steeds.

(Hans)
Mijn lief zet al mijn aanvraagkaartjes vooraan in de bak.
En dat ervaar ik als een voorrecht en een groot gemak.
Zo worden al mijn vrome wensen in een zucht verhoord.
Zo gaat dat al sinds jaren en ik ga daarmee akkoord.
En zo sta ik- als het mijn tijd is vooraan bij de poort.